De krenten in de pap

Ik weet het zeker: ik heb de leukste baan van de hele wereld. Ik mag me verdiepen in de zielenroerselen van mensen die ik nog nooit eerder had ontmoet. Ik mag luisteren naar verhalen, die soms voor de allereerste keer, heel broos, bij mij op tafel worden gelegd. Ik mag, daar waar nodig, aaien over de bol geven en ook, daar waar nodig, heilige huisjes omver trappen. En vooral mag ik getuige zijn van hoe mensen hun kreukels weer gladstrijken, ineens ergens hun ruggengraat weer vinden, hun venster op de wereld weer openen en nieuwe uitdagingen aangaan.

Mijn werk is als een Kinderchocolade verrassingsei. Bij elke nieuwe cliënt geniet ik van het uitpakken, het proeven van iets prettigs wat ik al goed ken, en tegelijkertijd….. die verrassing daar binnen in. Nee, niet een goedkoop speeltje van dertien in een dozijn, maar iets speciaals, soms zo herkenbaar, maar altijd weer uniek. Ik lust er wel pap van.

En soms heeft die Kinderchocolade-verrassingseieren-pap nóg iets extra’s: een situatie die je bijblijft, een verhaal dat zich niet zomaar laat vergeten. Een krent in de pap, zogezegd. En over één van die krenten wil ik hier vertellen.

Het betreft S., een vrouw van in de dertig, die bij mij kwam met hoogtevrees als klacht. Nou is een probleem pas een probleem als het een probleem voor je is, waarmee ik wil zeggen dat als jij nooit op een laddertje hoeft te staan om een lamp in te draaien, en je je nooit hoeft te begeven in een galerijflat op de 13e verdieping omdat je op het platteland in Friesland woont, je best heel erg last van hoogtevrees kunt hebben, maar slechts in theorie. Voor S. was dit probleem echter heel reëel, want S. en haar man waren dol op motorrijden.

Wat motorrijden met hoogtevrees te maken heeft, wordt wellicht duidelijk als je weet dat manlief dol was op ritten in de bergen. En aangezien S. hield van haar man en van motorrijden, had ze een probleem zo groot als de Mount Everest.

S. was niet voor een kleintje vervaard, maar menig rit in de Alpen had inmiddels geresulteerd in bevriezing, niet door de kou, maar door haar verlammende angst. Met name wanneer ze op een punt kwam waarbij de weg naar boven eindigde, en zich daar, in voorbereiding op een weg naar beneden, dat Grote Niets aandiende, kon ze uit het niets blokkeren. Dan kon en durfde ze niet meer voor- of achteruit. Op tweeduizend meter hoogte heb je dan best een probleem.

Een uitgebreid intakegesprek bracht aan het licht dat S. een aangeboren oogafwijking had, waardoor ze moeite had met diepte zien. Ze beschreef hoe dit haar parten speelde bij het rijden, hoe ze moeilijk kon inschatten als ze een dal in keek, hoe de weg zou lopen. Allemaal best begrijpelijk.

Wat lastiger te bevatten was, was die verlammende angst voor dat ‘grote niets’. Dit kon ze al hebben op de weg in Nederland, gewoon in Limburg, waar het al wat heuvelachtiger werd. Tijd dus voor een hypno-sessie om te achterhalen wat dat ‘grote niets’ voor haar betekende.

Met een simpele regressietechniek, met dat angstgevoel bij de gedachte aan dat ‘grote niets’  als ‘brug’, kwam S. terecht in een gymzaal, met haar vier jaar oude jongere versie als een angstig kleutertje op een bankje. De oefening van vandaag was: op de kast klimmen, en er dan weer af springen. Je voelt hem natuurlijk al: klein S-je durfde misschien nog wel óp die kast, maar er af springen zonder goed in te kunnen schatten hoe diep de grond daar beneden was, was een ander verhaal. Ze stokte.

De gymjuf was nogal een dragonder, die niet van gepiep hield. Resoluut gaf ze het commando: ‘Hup! Spring!’ Maar S-je verstijfde, en kon niet meer voor- of achteruit.

Verder ging de herinnering niet.

Ik nodigde volwassen S uit om eens in die gymzaal te komen. Ze ging naast klein S-je staan, en legde haar uit dat het o.k. was om bang te zijn. En dat ze haar handjes vast zou pakken, en haar op zou vangen als ze sprong. En S-je nam een leap of faith, en werd veilig opgevangen door grote S.

Daarna was juf aan de beurt. Deze kreeg door S. een paar stevige oorvijgen wegens haar meedogenloze onpedagogische aanpak, en haar werd haar onderwijsbevoegdheid afgenomen. De zoete smaak van wraak.

De opluchting na deze sessie was groot, maar of het S. van haar hoogtevrees af zou helpen viel nog te bezien. The proof of the pudding is in the eating, immers.

Drie weken later kreeg ik een jubelmailtje. Er was een bedrijfsuitje geweest naar de Efteling. En wie Efteling denkt, denkt Python. Daar waar S. normaliter steevast dit soort exercities in masochisme vermeed, stapte ze in. En nog een keer. En nog een keer.

Drie hele keren had ze gillend van plezier de rit in de Python gemaakt. Geen spoortje van angst. De foto van de eerst rit hangt nog pontificaal in de personeelskamer van haar werk.

Maanden later kreeg ik opnieuw een mail. De echte ‘lakmoesproef’ was met vlag en wimpel doorstaan. Een motorrit naar het Sauerland, onbekend terrein en toch best bergachtig was prima verlopen.

Ik las het met een big smile. Ik ben dol op zulke krenten.