Geraakt

De inventaris van een psychologen/hypnotherapeutenpraktijk is bescheiden. Een lekkere stoel voor jou en je cliënt, wat boeken in de boekenkast, een vriendelijk lampje voor sfeervol licht en een plant voor het groene effect. Een doos met tissues is overigens onontbeerlijk.
De gereedschapskist is virtueel en bevindt zich voornamelijk in het hoofd van de praktijkhouder: Diagnostische kaders, diverse psychologische verklaringsmodellen van hoe een klacht tot stand komt, diverse slimme manieren om uiteindelijk Rome te bereiken, techniekjes en trucjes hoe je bepaalde obstakels kunt overwinnen of omzeilen. Na enige jaren de nodige ervaring en intuïtie.
Het allerbelangrijkste, ja zeg maar gerust onontbeerlijke stuk gereedschap in die kist echter is het hart van de therapeut. Het vermogen om te voelen en dat hart in te zetten. Om te luisteren zonder te oordelen. Om te denken in de ‘gunfactor’: 'wat gún ik jou nou in dit leven of t.a.v. de problematiek waar jij mee worstelt.’ De bereidheid om zich bloot te geven, zich kwetsbaar op te stellen. En de bereidheid om desnoods, omdat het nu eenmaal even écht nodig is, je niets aan te trekken van de beroepscode van je vak.

Dat laatste overkwam mij vandaag. Een jonge vrouw vertelde mij een verhaal over zichzelf, waar zij zichzelf sinds jaar en dag mee bedot had. Het verhaal wat zij zichzelf (en in eerste instantie ook mij) vertelde maskeerde een vreselijk incestverleden. Vandaag, voor het eerst, vielen haar de schellen van de ogen en moest zij onder ogen zien dat haar vader haar vanaf haar vierde stelselmatig seksueel had misbruikt. Haar had doen geloven dat zij ‘oversekst’ was. Haar dusdanig had gebrainwashed, dat zij haar eigen herinneringen niet durfde te geloven en zichzelf verweet ‘hersenspinsels’ te hebben om haar vader zwart te maken. Moest zij onder ogen zien dat haar moeder het altijd al had geweten en het verhaal van haar dochter nooit had willen aanhoren, laat staan geloven. 

Deze vrouw brak. Je kon haar ziel bijna horen knakken. Een in elkaar gedoken hoopje wanhoop, lange, sidderende snikken.

Mijn beroepscode gebiedt mij, mij te onthouden van lichamelijk contact met mijn cliënten. Ter voorkoming van allerlei akeligs als ‘ongewenste intimiteiten’, van cliënten die zich later geschoffeerd kunnen voelen, of die getriggerd worden in oud zeer. Ik sta volledig achter dat gebod. Better safe than sorry immers. 

Nu echter stak mijn hart haar middelvinger op naar dat gebod. Een oude herinnering uit mijn opleidingstijd kwam boven: ik, sidderend, snikkend en trillend van wanhoop in de stoel van mijn leertherapeut. Mijn ziel in gruzelementen op de vloer. En mijn leertherapeut – God hebbe haar ziel – die zei: ‘Ik mag je eigenlijk niet vastpakken Anne, maar ik doe het lekker tóch!’ Ze nam me in haar armen. Ze wiegde me. Ze aaide me over mijn rug. Ze zei: ‘och, och, meisje toch.’ 

Deze ervaring is tot kernervaring geworden. Zó kan het dus! Zó móet het dus! Dit gaat over compassie!

Ik heb mijn cliënte dus vastgepakt. Ik heb haar gewiegd en over haar rug geaaid. Haar lichaam ontspande onmiddellijk, voegde zich in volle wanhopige overlevering naar mijn omarming. Ze zuchtte nog eens heel diep. Daarna liet ik haar voorzichtig los.

To touch or not to touch… that is the question….