De schaamte voorbij

 

Het is een allemachtig mooie ochtend vandaag en ik geniet hoe mijn lievelingsweer (strak blauwe hemel, de lucht een beetje knapperig van de ochtend) mij omhult als ik met mijn hond het park in loop.

Ergens in een mortuarium in mijn stad, of wellicht wel bij hem thuis, ligt mijn overbuurman opgebaard. Na wat naar alle waarschijnlijkheid voor hem een inktzwarte dag was, uit een serie van vele, heeft hij zich het leven ontnomen.

Bekend van een imposante serie boektitels en columns op zijn naam, bekend van radio en t.v., heeft mijn overbuurman besloten dat het genoeg was.

 

Niet het feit dat een zo begenadigd mens, met objectief zoveel om trots op te zijn, uit het leven wilde stappen houdt mij bezig. Niet de vraag ‘waarom’ of ‘hoe’ vormen het middelpunt van mijn gedachten. Er zijn immers vele manieren die tot een vrijwillige dood kunnen leiden, en evenzo geldt dat voor de redenen die we lezen in afscheidsbrieven. Wat mij bezighoudt is het proces waarin deze mens gevangen is geraakt, het web van kleverige en angstige gedachten en gevoelens, dat heeft gemaakt dat hij uiteindelijk ten prooi kon vallen aan een fatale depressie.

 

Depressie is een veelkoppig monster, met vele gezichten en verschijningsvormen.

Depressie komt in de vorm van een sluipschutter, de man met de hamer, de grauwe natte deken over jouw bestaan, de twijfel over jouw waarde als mens.

Depressie is niet kieskeurig. Het maakt geen onderscheid in leeftijd, ras, sekse of  sociale status. Maatschappelijk succes vormt niet zijn selectiecriterium. Welnee:

Depressie is gemakzuchtig. Het gaat op zoek naar slachtoffers die het meest kwetsbaar zijn. Kwetsbaar omdat hun fundament rammelt. Omdat ze genetisch belast zijn. Omdat het leven hun bordje te vol heeft opgeschept met pijn, ellende of verdriet. Het zoekt de fietsjes met de slappe banden, de glassplinters in de buitenband.

En depressie wil maar één ding: jou naar beneden halen en jou het zicht benemen. Het zicht op de kleurschakeringen van het leven, het lichtpuntje aan het eind van de tunnel, het zicht op een toekomst, op jouw waarde als mens, op het belang van jouw ‘er gewoon zijn’ voor de mensen om je heen, op jouw geboorterecht als mens om er te zijn.

 

Depressie zelf is geen doodsoorzaak. Mensen die overlijden aan de gevolgen van een depressie doen dat uit uitputting. Uitputting door het energieslurpende verzet dat ze hebben gepleegd. Soms jarenlang. Soms onafgebroken, soms met tussenpozen.

Depressie maakt dat kinderen van liefhebbende ouders, moeders van baby’s, vaders van opgroeiende kinderen, oma’s van wel 6 kleinkinderen en opa’s van hun allerliefste kleinzoon besluiten dat alles wat hun geliefden voor hun betekent in het niet valt tegen de zwaarte van deze last. Dat het gevoel van schaamte wat ze voelden over het feit dat ze überhaupt durfden te dénken aan de mogelijkheid er uit te stappen zijn beschermende functie heeft verloren. Dat de gedachte aan het onmetelijke verdriet dat ze uit zullen storten over diegenen die verslagen achterblijven het simpelweg niet meer wint van die éne overheersende gedachte: Dit moet stoppen, en ik krijg dat niet meer voor mekaar.

Mensen die overlijden aan de gevolgen van een depressie door een einde aan hun leven te maken zijn de schaamte voorbij.

 

Zó stel ik mij voor hoe de laatste momenten van mijn overbuurman moeten zijn geweest, voordat hij de ultieme daad beging van zelfregie: Zelf zoon van een vader die getracht had zich van het leven te beroven en daarmee ervaringsdeskundige op het gebied van de emotionele ravage die dat veroorzaakt. Zélf actief ambassadeur van het bewustmaken van mensen met een depressie om voorál dat éne niet te doen. Zelf vader van drie opgroeiende kinderen en beslist doordrongen van het besef hoe ongelooflijk hard zijn drie bloedjes hem nog eigenlijk nodig hebben.

Mijn overbuurman was de schaamte voorbij. Hij kón gewoon niet meer.

 

Ik ben realistisch genoeg om te beseffen dat niet elke zelfdoding te voorkomen is. Dat niet iedere depressie te genezen is. Degene die dát voor mekaar krijgt mag voor mij de Nobelprijs krijgen. En wel tien jaar op een rij.

Maar met z’n allen kunnen we wél ons best doen om Depressie een behoorlijke poepie te laten ruiken. Jij, als jij je herkent in dit verhaal, door je schaamte voorbij te gaan en uit je isolement te stappen. Want Depressie gedraagt zich als de halfgod Achilles: zijn macht is groot en vaak lijkt hij onverslaanbaar. Maar één zwakke plek bij Depressie maakt dat je als slachtoffer nog een goeie kans maakt:

 

Depressie verdraagt het niet als er licht wordt geschenen op het kleverige web waarin je verstrikt zit. Depressie verdraagt het niet als andere, meer realistische, frissere en meer plezierige gedachten door de kieren van dat donkere hok naar binnen stromen. Als iemand jou helpt om die natte grauwe deken eens op te tillen, je te verwarmen met een positief geluid. Depressie heeft een enorme hekel aan gezelschap. Aan positieve invloeden van buitenaf, die je helpen te relativeren, de zaken eens van een andere kant te bezien, je aanzetten om misschien tijdelijk of voor de rest van je leven medicatie te gebruiken om je te wapenen.

Nog het minst van alles verdraagt Depressie het, als jij bereid bent hulp van buitenaf te aanvaarden en jezelf gúnt een kans te maken om sterker te worden en die strijd aan te gaan.

 

Ook jou, ja jíj daar, die zich helemaal happy clappy voelt, wil ik aanspreken: als jij iemand kent in je omgeving van wie je weet of vermoedt dat deze kampt met een depressie, reik je hand uit. Draai je hoofd niet weg. Benoem wat je ziet. Zet aan tot het zoeken van gepaste hulp. Ga je schaamte voorbij. Een depressie is geen schande. Je kunt helpen iemands leven een stuk aangenamer te laten worden. Misschien red je zelfs een leven. En maak je jezelf tot held.